“Mensen met aanhoudende moeheid na COVID-19 hebben baat bij cognitieve gedragstherapie. Ze zijn minder vermoeid en kunnen zich beter concentreren na behandeling. Ook andere lichamelijke klachten nemen af.” Dat is de conclusie van het onderzoek van Amsterdam UMC en het Radboudumc samen met drie andere ziekenhuizen.
Cognitieve gedragstherapie kan inderdaad een waardevolle aanvulling zijn voor patiënten waar herstel ondanks revalidatie en andere gepoogde behandelingen uitblijft, maar aanhoudende klachten kunnen niet enkel toegeschreven worden aan gedragsmatige factoren. “Geleidelijk aan komen er steeds meer inzichten over mogelijke verklarende mechanismen zoals onder andere persisterend virus, auto-antistoffen en een verstoord microbioom. Maar helaas blijft het nog wachten op een bewezen effectieve behandeling”, aldus Dr. Sara Biere-Rafi, huisarts en medisch adviseur bij C-support. “De klachten en de hiermee samenhangende beperkingen kunnen zo invaliderend zijn dat dit ten koste gaat van kwaliteit van leven. Psychologisch hulp kan dan een belangrijke ondersteunende rol spelen, bijvoorbeeld als bepaalde copingstijlen niet bevorderlijk zijn voor het herstel of als patiënten onvoldoende in staat zijn zichzelf (qua activiteit bijvoorbeeld) te begrenzen of moeite hebben om te gaan met hun huidige situatie.”
Niet alleen toe te schrijven aan gedrag
Omdat patiënten in de dagelijkse praktijk nog steeds kampen met gebrek aan erkenning van hun diagnose, is het belangrijk de aanhoudende klachten na COVID-19 niet enkel en alleen toe te schrijven aan gedragsmatige factoren. De onderzoekers van Amsterdam UMC benadrukken zelf ook dat het feit dat gedragstherapie kan helpen, niet betekent dat de oorzaak van de klachten psychisch is. En ook niet iedereen heeft baat bij gedragstherapie. Het is daarom van groot belang te blijven zoeken naar andere effectieve behandelingen en lichamelijke oorzaken van het post-COVID-syndroom.