Gewenste ontwikkeling van een leidraad voor moeilijk objectiveerbare klachten
“Inmiddels is bekend dat covid-19 kan leiden tot langdurige klachten met forse beperkingen. Deze zijn niet altijd makkelijk te objectiveren of feitelijke informatie ontbreekt. De ontwikkeling van een leidraad van moeilijk objectiveerbare klachten voor de bedrijfsgeneeskundige en verzekeringsgeneeskundige praktijk is wenselijk om zo tot een adequate beoordeling van de belastbaarheid van long-covidpatiënten te komen.”
“Er bestaat nog geen uitgekristalliseerd wetenschappelijk kader voor de beoordeling van Long COVID, zeker wanneer patiënten zich presenteren met moeilijk objectiveerbare klachten. Daarom lijkt er een aanzienlijk risico te bestaan op interdoktervariatie dat kan leiden tot onwenselijke verschillen in de uiteindelijke beoordeling en ongewenste consequenties voor het toekennen van uitkeringen.”
Ontwikkeling van kennis en richtlijnen
“Het gebrek aan adequate richtlijnen stelt bedrijfs- en verzekeringsartsen voor een uitdaging om houvast te krijgen bij de beoordeling van belastbaarheid en vooral een urenbeperking. Daarom is het noodzakelijk om een praktische leidraad te ontwikkelen. Recent is door de NVAB een leidraad opgesteld over herstel en re-integratie na covid en de post-acute gevolgen. Deze leidraad richt zich niet specifiek op het beoordelen van belastbaarheid. Wel wordt gerefereerd aan het ICF-model.2Door het beperkte aantal (heterogene) studies is er weinig evidence in hoe om te gaan met het opstellen van belastbaarheid bij moeilijk objectiveerbare klachten. Long covid is niet het eerste en zal vast niet het laatste ziektebeeld zijn wat zich presenteert met moeilijk objectiveerbare klachten. Daarom is het wenselijk om een algemene richtlijn te ontwikkelen die houvast biedt voor dergelijke ziektebeelden. Voor nu én met oog op de toekomst.
Naast long covid valt te denken aan bijvoorbeeld: chronischevermoeidheidssyndroom, whiplash, fibromyalgie, Q-koorts, lyme en moeheid na kanker. Het is belangrijk dat professionele beoordelaars hierin een prominente rol spelen waarbij niet enkel diagnosegericht of vanuit curatieve behandelmogelijkheden gedacht wordt. In het verlengde daarvan is het opzetten van wetenschappelijk onderzoek gericht op de beoordeling en belastbaarheid van de long-covidpatiënt wel belangrijk. Op deze manier kan ziekte-specifieke informatie wel opgenomen worden in een algemene richtlijn voor moeilijk objectiveerbare klachten. Evidencebased informatie kan op de langere termijn dan vertaald worden naar zogenaamde evidencebased practice in de spreekkamer. Dit is nodig om tot een adequaat sociaal-medisch oordeel te komen en om het risico op potentiële interdoktervariatie te verkleinen. Daarnaast is het belangrijk te realiseren dat verzekeringsartsen er niet ‘alleen’ voor staan. Zo kan men altijd advies inwinnen bij het expertisecentrum van C-support, maar ook het organiseren van specifieke casuïstiekbesprekingen – al dan niet onderling – en het vergaren van ‘ankercasuïstiek’ kunnen hierbij behulpzaam zijn.”
Conclusie
“Verzekeringsartsen moeten vooralsnog terugvallen op bestaande wet- en regelgeving, de actuele kennis en evidence en hun praktijkervaring. Het opbouwen van een wetenschappelijke basis is nodig. Ontwikkeling van een algemene richtlijn voor beoordeling van belastbaarheid bij moeilijk objectiveerbare klachten kan hiervoor behulpzaam zijn. Een gezamenlijk initiatief met de bedrijfsgeneeskunde lijkt hierin voor de hand liggend.”
Lees het gehele artikel hieronder.